ENKELE PRAKTISCHE TIPS BIJ DE EERSTE CELLO-LESSEN

1. Benodigdheden
– Cello, boog, hoes, hars, pupiter, zachte stofdoek
– Agenda
– Handboeken voor kinderen: E. Sassmannshaus, Früher Anfang auf dem Cello, deel 1 (Bärenreiter) + S. Lee, First Steps for Cello (Stainer & Bell)
– Handboeken voor volwassenen: A. Piatti, Method for Cello, deel 1 (Stainer & Bell) + S. Lee, First Steps for Cello (Stainer & Bell)
2. De zithouding
– Zit vooraan op de stoel met een rechte rug.
– Zet de cello lichtjes schuin en kantel de rechterkant naar binnen. Ook de pin staat iets naar rechts, want de cellohals komt links van je hoofd terecht.
3. De booghouding
– Neem de strijkstok vast bij de spanschroef met de haren naar boven. Leg de boog zo in je rechterhand op de juiste plaats: de ringvinger op de ring, de middelvinger met de top tegen de haren, de wijsvinger in de eerste vouw rond de stok, de pink net boven het oog, de duim -lichtjes rond – tegen de hoek van de slof en tegen de stok.
4. Het strijken
– Keer dan de stok om en zet die op de re-snaar. Knel niet met de vingers en strijk rustig van de slof tot aan de punt (afstreek of trekken). Iedere streek heeft 4 tellen. Tel mee om de boog regelmatig te verdelen. Strijk daarna terug van de punt naar de slof (opstreek of steken).
– Speel de arm open bij de afstreek (naar rechts). Houd de pols vrij hoog aan de slof en laat die tijdens het strijken geleidelijk aan zakken. Je start met een vrij lage elleboog en brengt die geleidelijk aan omhoog.
– Sluit de arm bij de opstreek (naar links). Je brengt de pols tijdens de opstreek weer geleidelijk omhoog en de elleboog omlaag.
– Houd de elleboog steeds ter hoogte van de snaar. Het hoogst op de la-snaar en het laagst op de do-snaar. Voer de snaarwisselingen steeds uit vanuit de schouder en ‘rol’ van de ene snaar naar de andere. Wissel voorlopig enkel naar de buursnaren!
– Let op de 3 scharnierpunten (schouder, elleboog en pols) en strijk soepel en ontspannen.
– Oefen eerst op de re- en de sol-snaar (2de en 3de ) en later op de la- en de do-snaar (1ste en 4de). Op de 1ste snaar moet je verder van je af strijken en op de 4de moet je dichter bij je lichaam strijken.
– Strijk tussen kam en toets loodrecht op de snaar. Oefen voor de spiegel!
– Luister goed naar je klankkwaliteit en streef naar een volle, warme toon!
5. De wisselstreek
– Na het oefenen van lange noten kan je de wisselstreek oefenen, nog steeds in de maat van 4. Per snaar 2 x (een halve noot + 2 kwartnoten). Voor de halve noot gebruik je de hele boog en voor de kwartnoten gebruik je de helft van de boog. Voor de kwartnoten gebruik je dus soms de bovenste helft en soms de onderste helft van de boog.
– Veel succes!

Mark Lambrecht
0472 / 21 79 35
Mark.lambrecht.cello@telenet.be
www.marklambrecht.be